Skip to main content

Eerder gepubliceerd op de site van BMC

Gemeenten, provincies en rijksoverheid moeten aan de slag met het VN-verdrag Handicap. Een uitdaging, want voor blijvende verandering moet je anders kijken, denken en doen. In deze blogreeks geeft April Ranshuijsen, adviseur en projectleider inclusie bij BMC Advies, inzicht in drie leidende principes. Deze eerste blog gaat over bewustwording, het verschil tussen beperking en handicap en waarom het belangrijk is dit verschil te kennen.

In Nederland hechten we waarde aan een inclusieve samenleving. Maar komt deze ook echt van de grond? Moeizaam eigenlijk: na tien jaar polderen – met soms pijnlijke reflectie – heeft de Nederlandse overheid in 2016 toch het VN-verdrag bekrachtigd. Niet alleen erkent ons land daarmee dat de positie van mensen met een beperking onvoldoende wordt beschermd vanuit algemene mensenrechten en gelijkheid, ze verplicht zichzelf daarmee ook tot verbetering.

Aan de slag

Met plannen van aanpak en inclusie agenda’s moet deze verbetering van de grond komen. Maar hoe ga je hier effectief mee aan de slag? Een van de belangrijkste voorwaarden daarvoor is in mijn ogen het verschil zien tussen enerzijds een persoonlijke beperking en de extra beperkingen – die daar nog bovenop komen – door hoe we onze samenleving inrichten. Een belangrijk inzicht dat daarbij hoort: zien hoe ongemerkt ongelijke uitgangsposities worden gecreëerd. 

Beperkt of gehandicapt?

Ik krijg vaak de vraag: ‘Moet ik spreken over beperkt of over gehandicapt?’ In het Nederlands hebben de woorden beperking of beperkt, en handicap of gehandicapt voor de meeste mensen in het dagelijks gebruik eenzelfde soort betekenis. Daarmee lijken ze uitwisselbaar en een persoonlijke keuze. Internationaal gezien echter, bij de verklaring van het VN-verdrag Handicap, hebben deze woorden een andere betekenis én hangen ze met elkaar samen.

Misschien dat een en ander duidelijk wordt aan de hand van de Engelse begrippen. In het Engelstalige VN-verdrag spreekt men over impairment, able, unable en disabled. Bij Impairment gaat het over iemands individuele en persoonlijke beperking. Bijvoorbeeld je mist een arm, bent blind of kan niet goed leren. Able betekent dat je in staat bent iets te doen, unable betekent dat je niet in staat bent iets te doen en disabled betekent dat je gehinderd wordt. Die laatste is belangrijk om het verschil goed te begrijpen.

Belangrijk verschil

Vanuit de betekenis van het VN-verdrag gaat het woord disabled (dus ‘gehinderd worden’) nadrukkelijk over de mate waarin de omgeving, de maatschappij, je extra benadeelt. Denk bijvoorbeeld aan een gebouw zonder lift, met alleen maar trappen, terwijl je in een rolstoel zit. Of aan een oversteekplaats zonder geleidelijnen of geluidssignaal als je een visuele beperking hebt. Of laaggeletterden die (belangrijke) informatie niet kunnen begrijpen omdat er veel moeilijke woorden in staan.

Dat is een belangrijk verschil met impairment. Impairment duidt specifiek de persoonlijke, of persoonsgebonden, beperking aan. Ikzelf bijvoorbeeld heb een spierziekte en gebruik om die reden een rolstoel. Die beperking is onlosmakelijk aan mij als persoon verbonden. Disabled is een situatie, gecreëerd vanuit de omgeving. Iets waaraan de maatschappij in principe wat kan veranderen.

Kunnen meedoen

Dat verschil is waar het VN-verdrag, een mensenrechtenverdrag, in de kern over gaat. Iemand met een beperking of chronische aandoening – daarvan zijn er twee tot drie miljoen mensen in Nederland – in staat stellen op een gelijkwaardige manier deel te nemen aan de maatschappij. Op alle levensgebieden.

Het betekent dat hoe we de omgeving inrichten mede de mate bepaalt waarin iemand met een beperking, gelijkwaardig, kan meedoen. Of daarvan wordt buitengesloten. In Nederland krijgen veel mensen met een beperking of chronische ziekte wel individuele zorg of hulpmiddelen, maar zij lopen in het dagelijks leven – in onderwijs, sport, recreatie, vervoer, werk, wonen, et cetera – tegen onnodige, extra drempels aan die hen belemmeren om net als ieder hier gebruik van te maken of aan activiteiten deel te nemen.

Anders kijken

Deze manier van kijken vraagt om nog een ander besef. In Nederland zijn we van oudsher gewend om mensen met een beperking of chronische ziekte te zien als passieve ontvangers van zorg en assistentie. Als kwetsbare mensen, waar we als maatschappij voor moeten zorgen en voor wie we weten wat goed is. Vroeger vooral vanuit de kerk en liefdadigheidsorganisaties. Tegenwoordig in een moderner jasje.

Het gevaar van dit – onbewuste – liefdadigheidsperspectief dat verweven zit in onze manier van kijken, is beleid maken op basis van welwillendheid in plaats van een vanzelfsprekende gelijkheid. Ook het nemen van gelijkheid als uitgangspunt in plaats van welwillendheid vraagt van bestuurders en beleidsmakers een omslag in kijken, en uiteindelijk in doen.

Als organisaties serieus aan de slag willen met een inclusie agenda, moeten ze investeren in een goed begrip en een andere manier van kijken en werken. Het is een randvoorwaarde voor een sterke en inclusieve basis waar ze nog jaren op kunnen voortbouwen. Werkt u bij zo’n organisatie? Schroom niet hiermee aan de slag te gaan!

In de derde blog van mijn reeks kunt u lezen hoe u als organisatie concreet aan de slag kunt met een inclusie agenda. En over de inzet van ervaringsdeskundigheid. Eerst mijn tweede blog, waarin ik dieper inga op het aspect ‘design for all’, ofwel een maatschappij waarin de tweedeling tussen gehandicapt of niet gehandicapt helemaal niet hoeft te bestaan.